zondag 8 mei 2011

Nachttrein naar Lissabon

In de vier jaar dat onze leesclub bestaat, hebben we ( voor mij) al vele interessante en minder interessante boeken gelezen met elkaar.
Maar voor het eerst heb ik het boek wat we deze keer lezen, twee keer gelezen.
De eerste keer zat er wat haast achter, wat me niet beviel omdat het geen makkelijk boek is, maar doordat de bijeenkomst en bespreking uitgesteld werd door een zieke, kon ik er de tijd aan besteden waar het boek om vroeg.
Het staat namelijk bol van filosofische gedachten, inzichten en verzuchtingen.
En dat in romanvorm…. geschreven door Pascal Mercier , pseudoniem voor Peter Bieri, een hoogleraar in de filosofie.
De nachttrein naar Lissabon van Pascal Mercier vind ik een prachtige roman.
Maar het vereist van de lezer wel belangstelling voor filosofie, denk ik.
De filosofie in de roman komt uit het Portugese boek “Um ourives das palavras” wat betekent “een goudsmid van woorden’”.
Het zijn de aantekeningen van een gepassioneerde en getalenteerde man Amadeu Inacio de Almeida Prado, kortweg Prado genoemd, een Portugees, afkomstig uit een familie van aanzien, die aantekeningen maakte over zijn zoektocht naar zelfkennis, en daarmee mensenkennis, en over zijn fascinaties voor taal en voor gebruik van taal.
Hij gebruikte daarvoor nietsontziende zelfanalyse, waarvan hij aantekeningen bijhield.
In een Spaanse boekhandel in Bern vindt Raimund Gregorius, leraar oude talen, het boek.
Hij vindt het boek op dezelfde dag dat hij een onverwachte en mysterieuze ontmoeting heeft met een Portugese vrouw.
Die ontmoeting zet hem aan om tijdens les op het gymnasium plotseling op te stappen en de school uit te lopen om er niet meer terug te keren.
Gregorius wordt sterk getroffen door de klank van de taal die de vrouw sprak toen ze zijn vraag naar wat haar moedertaal was, beantwoordde met ‘Português’ .
Hij gaat naar een Spaanse boekhandel waar hij toevallig dit antiquarische Portugese boek ziet liggen en als de boekhandelaar een pagina voor hem vertaald, wil hij het kopen, maar krijgt het cadeau.
Ook koopt hij een taalcursus Portugees om dit boek te kunnen lezen.
Deze hoofdpersoon in de roman, Gregorius, is gefascineerd door de taal, de filosofische inhoud en de schrijver van het boek. Hij herkent iets van zichzelf, het herinnert hem aan een oude droom die hij nooit uitvoerde en nog dezelfde dag neemt hij een beslissing, die zijn zeer rustige en overzichtelijke leven totaal verandert.
Hij reist naar Lissabon, op zoek naar Amadeu Prado, naar de nieuwe taal en naar zijn oude droom.
De roman vult zich geleidelijk aan met de door hem uit het Portugees vertaalde teksten uit het boek en met beschrijvingen van de vele ontmoetingen die Gregorius heeft met vrienden en familie van Prado en in mindere mate met nieuwe, bevrijdende, ervaringen van Gregorius.
Er is meer Prado in het boek dan Gregorius, maar dat spoorde mij aan goed te kijken naar wie die Gregorius eigenlijk is.
Zijn gedachten en gevoelens zijn summier weergegeven maar toch komt er een beeld tevoorschijn van een wat in zichzelf gekeerde beschaafde man, die geleidelijk aan meer intens gaat leven in Lissabon, hij wordt wakker lijkt het, hij ziet meer kanten van zichzelf.
Het is een filosofisch boek en is er weinig ruimte voor trivialiteiten, wat me bevalt, bovendien is er een grote mate van ‘beschaving’ aanwezig, geen sex, geen grofheden, geen tot afkeer leidende figuren.
Het is wel een complex werk vind ik, vandaar dat ik het twee keer moest lezen, maar is in evenwicht gebracht door de ruime warme blik voor de menselijke dagelijkse realiteit.
De roman gaat over mensen die o.a zorgen hadden over de dictatuur, die heerste in Portugal in de tijd dat Prado zijn aantekeningen maakte, en over het verzet daartegen, de gevaren en gevolgen daarvan, het gaat over liefde en loyaliteit, over zoeken naar eerlijkheid en waarheid.
Het gaat ook over een leven van de man, die leeft in taal en boeken, en door zich te verdiepen in het boek en leven van de Portugese schrijver meer het ‘echte’ leven gaat leven.
Er is een sfeer van menswaardigheid en hoffelijkheid in de roman, prettig.
En bovenal spreekt er de dwingende noodzaak uit het leven te willen duiden.

Het leven is niet het leven wat we leven; het is het leven dat we ons voorstellen te leven.